Moederziel Columns by Yvonne van der Wal - Indien je nog middenin de kraamtranen, gele poepluiers en de tepelkloven zit, ben je er nog niet mee bezig, maar na de waarom-fase komt het gegarandeerd. De hoezo-fase. Onlangs vertoefde ik met Robine buiten op een speelplaats. Ze zat op de schommel, toen ze mij een vraag stelde welke als een mokerslag bij me aankwam. ‘Mam?’ ‘Ja, schat?’ ‘Wat is een ziel?’ Ik ontfutselde net een slokje van haar pakje limonade en verslikte me bijna. Grote Grut. Gelukkig had ik de gelegenheid om hier uitgebreid op in te gaan en stonden we niet in een file voor de kassa. Eh…ja, wat is een ziel nu eigenlijk? Ik wilde dit zo luchtig mogelijk, niet al te ingewikkeld uitleggen. Niettemin wilde ik wel een serieus antwoord geven, op deze interessante vraag. Ik bracht het er niet al te best vanaf. ‘Als er bijvoorbeeld een hondje dood gaat,’ probeerde ik, (dat haar poes of zelfs oma dood kan gaan, daar wilde ik nog even niet aan, bovendien, we hebben géén hond, dat scheelt dus een hoop uitleg voor dit moment) ‘dan wordt het lichaam van het hondje begraven, maar de ziel van het hondje gaat dan naar de hondenhemel.’ Een hondenhemel. Mwhoehahaha. Wat een larie. Wat geef ik toch een stóm antwoord. Robine zei niets. Nogal wiedes. Ze zal wel gedacht hebben: ‘Moet ik het dáár nu mee doen? Láát ook maar’. Ik kwam volgens mij nogal beneveld over, terwijl ik eigenlijk helemaal niet gelovig ben opgevoed. Want misschien bestaat zoiets als een ‘ziel’ niet eens. Dat is iets waar sommige mensen natuurlijk graag in gelóven, maar wat feitelijk gezien niet bewezen is. Ik vind het wel een heel fijn idee dat er zoiets als een ‘hemel’ bestaat – dat een geliefd persoon nooit helemáál weg is. Maar ik wil dat Robine later zelf bepaalt waar zij in gelooft (of niet) – zolang ze ook maar wel in zichzelf blijft geloven. En als ‘zielen’ inderdaad bestaan, dan zijn er ook nog eens verschillende soorten. ‘Goede’ en ‘minder goede’ zielen bijvoorbeeld. Maar ja, ga dat maar eens uitleggen. Ik vermoed dat ik mijn inbreng betreffende dit onderwerp nu al aardig ter ziele heb gebracht. Ze schommelde verder, toen ik twee jongeren van pak ‘m beet dertien jaar op het klimrek zag hangen, kluivend op zoetwaren en lurkend aan flessen frisdrank. Toen de zakken chips, magnumdozen en drankflessen eenmaal waren verorberd, mieterden ze het nonchalant op de grond, om vervolgens gewoon weer verder te wandelen. Te beróerd om het even in de prullenbak – drie meter verderop – te gooien. Dat is logischerwijs hartstikke stoer. En dat vind ik nogal zielig. We betalen ons blauw om de straten schoon te houden, en zulke jongelui maken er binnen no time weer een puinhoop van. Daar zat ik dan, terwijl ik mijn kinderen juist probeer te leren dat alles wat je niet meer gebruikt, netjes in de prullenbak deponeert. Toen ik het niet kon laten er iets van te zeggen, schoot er ‘ach, kutwijf’, mijn gehoorgang in. Natuurlijk had ik dit kunnen zien aankomen. Ik kreeg de sterke behoefte om nogal luid tegen Robine te zeggen: ‘Kijk Robine! Daar lopen twee zielen. Maar wel hele símpele zielen.’ ‘Zielenpoten’ was ook wel passend geweest. Dat leek me echter geen slimme zet. Maar in mijn hoofd had ik hen via hun achterste al lang resoluut ter ziele geschopt naar die hondenhemel waar ik het net over had. Wanneer ik in de krant lees dat een zoveelste tbs’er is ontsnapt, welke talloze moorden en misdrijven of ander afschuwelijk leed op zijn ‘geweten’ heeft, waarna hij, alvorens hij wordt gevonden, nog even tussen de bedrijven door opnieuw een misdaad begaat, dan realiseer ik me opeens dat sommige mensen zelfs helemáál geen ziel hebben. Wat bezielt zo iemand? Al die mensen die verantwoordelijk zijn voor deze ontsnappingen, hebben wellicht enigszins een psyche, ze missen volgens mij echter wel een gezond stel hersens. Sterker, verzorgers dóen het met tbs’ers. Nooit geweten dat met ‘terbeschikkingstelling’ eigenlijk wordt bedoeld dat verzorgers zich beschikbaar stellen voor seks. Te allen tijde Beschikbaar voor Seks dus. Ja, zó snap ik wel waarom tbs’ers er zo eenvoudig uit kunnen knijpen. Later op de dag breng ik Robine naar bed. ‘Mam?’ ‘Ja schat?’ Ai, komt ze er weer op terug? ‘Ik vind je lief.’ Gossie. Ik smélt wanneer ze dat tegen me zegt, en ik omhels haar met een stevige knuffel. Net zoals ik smolt toen Broekenmans in een winkel trots tegen de caissière met een hoog piepstemmetje zei: ‘Kijk, dit is míjn mama!’ En dan besef ik opeens dat het fenomeen ‘ziel’ wel dégelijk bestaat. En gelukkig toch ook nog een stel hele goede, lieve, prachtige, mooie, wonderlijke zielen. En dat maakt mij zielsgelukkig. Share on Facebook Share Share on TwitterTweet Share on Pinterest Share Share on LinkedIn Share Share on Digg Share