Kraamtranenbezorgster Columns by Yvonne van der Wal - Ik weet het nog goed. Daar stond ze, nadat ik de voordeur opende met mijn nog beurse kipfilet vol borduurwerk en een lijf vervuld met fladderende hormonen, en ik haar van boven tot onder inspecteerde. Type biogarde yoghurt. Rechtsdraaiende biogarde yoghurt welteverstaan, kon niet missen. Met een dot stro op het hoofd, bril met donkeromrande glazen op de neus waarachter een strenge blik zich schuil hield en een vale huid met nog geen spoortje make-up, stelde mijn kraamverzorgster zich voor. Het type dat pickwick-zakjes maar chemische rommel vindt en uitsluitend ‘echte’ thee prefereert, dat toiletpapier hergebruikt, louter veganistisch eet en onbespoten groenten, die ze uit haar home made kruidentuintje plukt op haar skyleren schoenen en geitenwollen sokken in een zelfgebreide vest en dat flesvoeding voor baby’s inferieur vindt. Ik noem haar Klasien. Klasien liep binnen, pakte een stoel en ging zitten. Met een klomp papier op haar schoot vertelde ze met een hoge, krassende stem waarvoor ze kwam en stortte allerlei informatie over me heen. Ik knikte en knikte, nam haar aanvankelijk bloedserieus als onervaren moeder ondanks dat ik stapels informatieboeken en babytijdschriften had verslonden. ‘Wist u dat baby’s ADHD kunnen krijgen van storende geluiden op de achtergrond?’ suggereerde Klasien strak, vingerwijzend naar de radio. Terstond nam ik mezelf voor haar daaropvolgende uitspraken met een korrel zout te nemen. ‘Oh ja?’ reageerde ik quasi geïnteresseerd en zogenaamd onwetend, denkend dat Klasien niet helemaal goed bij haar hoofd moet zijn. Niet veel later stond ze al te poetsen en beschuit met muisjes te smeren voor de aankomende kraamvisite terwijl Robine boven vredig sliep. Vanuit de keuken kwam de geur van gebakken aardappelen waardoor ik het zowaar gezellig begon te vinden. Uit de babyfoon weerklonk plots babygehuil waarna we naar boven liepen en ze direct begon over de manier waarop het ledikantje was opgemaakt. ‘Ze hoort niet met haar voetjes tegen de onderkant van het bed te liggen,’ riep Klasien doortastend. ‘Haar hoofdje moet dusdanig hoog op het matras liggen,’ vervolgde ze, ‘zodat ze pal onder de gordijntjes komt te liggen. Die gordijntjes boven het ledikantje zijn er namelijk voor om tocht tegen te houden.’ De korrel zout werd een zak. Dit kon niet waar zijn. Mijn gehoorzame ja-geknik veranderde in heftig nee-geschud. Werkelijk alles wat ze me vertelde was precies het tegenovergestelde van wat er in die tijd in al die moderne boeken stond beschreven: Bedje ‘kort’ opmaken. Niet te warm i.v.m. warmtestuwing. Het kindje niet op de buik te slapen leggen i.v.m. kans op wiegendood. Juist van een kraamverzorgster mag je toch wel verwachten dat zij van dit soort informatie op de hoogte is, laat staan dat ze het in de wind slaat en haar eigen gedateerde ideeën erop nahoudt. Volgens haar zouden baby’s het liefst op hun buik slapen. Ik begon Klasien eng verdacht te vinden; ze deed me denken aan zonderlinge Annie Wilkes uit Stephen King’s verhaal Misery, die schrijver Paul Sheldon gijzelt waarvan ze number one fan is. Klasien kneep onverbiddelijk met haar bleke nagels in Robine’s babyvoetje, telkens wanneer ze tijdens het borstvoeden in slaap viel, waarna een scherp gekrijs volgde, niet zozeer van de schrik, als wel van de kwelling. ‘Om haar wakker te houden opdat ze goed bleef drinken.’ Het water in het babybadje bleek te heet, veel heter dan het maximaal zou mogen zijn en ik gooide er dan ook tegendraads twee emmers koud water bij. Het werden dagen bestaande uit rechtsdraaiend versus linksdraaiend. Mijn moederinstinct gaf me een onderbuikgevoel dat me vertelde dat ik Biogarde zo snel mogelijk de deur uit moest bonjouren en ik hing derhalve jolig de vlag uit na haar laatste bezoek. Hiep, hiep, hiep, hoera. Kom maar op met dat consternatiebureau. Kraamtranen – sindsdien weet ik waar dat fenomeen vandaan komt. Share on Facebook Share Share on TwitterTweet Share on Pinterest Share Share on LinkedIn Share Share on Digg Share