Je bent hier
Home > Columns > Boswandeling

Boswandeling

Het is zondagmiddag. Met het gezin halen we aan het eind van de middag Elian op bij zijn logeerhuis in Norg. Daar gaan we in de bossen wandelen. Of in ieder geval, dat gaan we proberen, want het is mij ’s ochtends flink in de rug geschoten.
Om vier uur parkeren we de auto net even buiten Norg. We zullen dezelfde route lopen die we afgelopen zomer ook hebben gelopen.
Even later geniet ik. Het is heerlijk weer, heel wat anders dan de regen van de afgelopen weken. De kinderen hollen steeds naar de paaltjes die we volgen. Ze vinden het net een speurtocht. Om ons heen de geur van bomen. Daar heb ik best wat pijn in mijn rug voor over. Jammer alleen dat we de hele tijd andere wandelaars en mensen die hun hond uitlaten tegenkomen.
‘Wie vindt het leuk?’ roept Martin. Dat vragen we vaak, als we iets leuks doen, om onze kinderen daar extra op te wijzen.
‘Ik!’ antwoorden ze allemaal.

Na een poos wandelen wil Rowan op Martins rug. Het tillen van de rugzak met proviand die we mee hebben gaat me lastig af. Stoere Marie wil hem wel dragen. We komen nauwelijks nog mensen tegen.
Tijdens een pauze zitten we op een vies bankje en eten koekjes en drinken ranja. Dan gaan we weer verder. Rowan loopt zelf. Het pad is vies. Een tractor is er overheen gereden en in de sporen ligt water, omringd door dikke lagen modder. We besluiten om, zo goed en zo kwaad als het gaat, naast het pad te lopen.
Na een paar honderd meter vraag ik me af waar we in godsnaam mee bezig zijn. Het wordt steeds lastiger om de meest begaanbare route te vinden. Regelmatig steken we het enorme modderpad over, waarbij onze schoenen flink in de modder zakken. Terugkeren is niet echt een optie, we wandelen al zo lang dat we het nooit zullen redden om terug te zijn, voordat het donker is. Dus ploeteren we voort.
‘Hoe lang is het eigenlijk geleden dat we een paaltje zijn tegengekomen?’ vraagt Martin.
Ik kan het me niet herinneren. In ieder geval niet recent. O, jee, zijn we verdwaald?
Lichte paniek golft door mijn lichaam. Het schemert ondertussen behoorlijk. Op zich is dit niet een heel groot bos, maar als je de weg niet weet, kun je aardig rondjes lopen. Nu we naast het pad lopen, kan Martin Rowan niet echt tillen, vanwege alle struiken en bomen die in de weg staan. En als de andere kinderen te moe worden, wat dan? Moet ik dan met de kinderen neerploffen en Martin hulp gaan zoeken?
Elian loopt naar het midden van het pad, waar zijn laars zich vastzuigt. Martin tilt hem op, ik pak zijn laars en wordt boos. ‘Elian, je moet nu echt over het deel gaan lopen waar je het snelst kan lopen!’
‘Maar in de blubber lopen is leuk!’
‘Ja, maar het wordt nu donker en anders lopen we hier straks nog als het donker is.’
Hij blijft nukkig kijken, maar doet wel wat ik zeg.
We komen bij een kruising. Rechtsaf is een groot pad, dat er wat beter begaanbaar uitziet, maar dat er niet uitziet alsof er paaltjes naast staan. We zijn echter al zo lang geen paaltje meer tegengekomen, dat dat volgens mij niet uitmaakt.
Martin denkt dat het handiger is om over kleine paadjes te lopen, omdat die minder modderig zijn. Hij zwicht echter voor mijn argumenten dat we bij een breder pad meer licht hebben en dat dit pad eruitziet alsof het rechtstreeks naar het eind van het bos zal gaan. Waar we dan ook mogen uitkomen.
We nemen het grote pad. Niet lang daarna verandert dat ook in blubber. De moed zakt me in mijn ontzettend vieze schoenen. De pijn in mijn rug voel ik al een tijdje nauwelijks meer, ik maak me te druk om andere zaken.
‘Wie vindt het lekker spannend?’ vraagt Martin.
‘Ik!’ roep ik om het hardst. Ik wil de kinderen niets laten merken van mijn angst en vertel Marie dat dit lijkt op de dropping, die ze binnenkort bij scouting zal hebben. ‘Maar dan hebben jullie wel een mobiel bij jullie,’ zeg ik lachend. Van binnen lach ik niet: wij hebben nu geen mobiel bij ons, geen horloge, geen zaklamp, niets!
Rowan houdt het lopen gelukkig goed vol.
Na wat verschrikkelijk lang lijkt te duren, zien we in de verte lantaarnpalen. Dichterbij herkennen we de weg: het is de straat waar we over rijden, als we Norg inrijden. Aan de andere kant van het dorp, dan waar onze auto staat, maar met een groot voordeel: we lopen op een snackbar af. Daar ga ik met de kinderen eten bestellen, terwijl Martin onze auto gaat ophalen. Het blijkt half zes te zijn, etenstijd.
Binnen twintig minuten is Martin al terug met de auto. Hij heeft gehold. Ons eten is nog niet eens op en we bestellen bij voor hem.
‘Wie vond het een leuke wandeling?’vraag ik.
‘Ik!’ roepen Elian en Rowan.
‘De allerleukste ooit!’antwoordt Marie.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Top